In Japan was duurzame energie lange tijd ondergeschikt aan kernenergie. De tsunami van 11 maart jongstleden heeft daar verandering in gebracht. Los van waterkrachtcentrales heeft duurzame energie een marktaandeel van minder dan 2 procent. Kernenergie was goed voor 30 procent van de Japanse energieproductie.
Japan zag kernenergie als onmisbaar voor economische groei en heeft toen 54 kernreactoren gebouwd. De nasleep van de gebeurtenissen in Fukushima lijkt het beleid te gaan veranderen. De reactoren raakten zwaar beschadigd als gevolg van de tsunami ontstaan na een aardbeving met een kracht van 9.0 op de schaal van Richter.
De publieke steun voor kernenergie neemt af en als reactie hierop beloofde premier Naoto Kan een energiezuinige samenleving na te streven en meer aandacht te besteden aan hernieuwbare energie. In 2020 moet 20 procent van de Japanse energie voortkomen uit biomassa, waterkrachtcentrales en zonne- en windenergie.
Een ander grote stap dat genomen is door de premier, is het liberaliseren van de energiemarkt. De macht van de oligopolisten wordt dan verzwakt die de zwaar gesubsidieerd kernenergie steunen en biedt het de mogelijkheid aan nieuwkomers te concurreren met de huidige nutsbedrijven.
Japan kreeg voor het eerst te maken met energietekorten na de ramp in Fukushima. Bedrijven denken nu na over energiebesparing en is er een discussie opgelaaid over de energieverslindende neonverlichting in Tokio. De angst voor tekorten kan er echter wel toe leiden dat men blijft vasthouden aan kernenergie, aldus Hasayo Takada, energie-expert van Greenpeace Japan. Belangrijk is dat voorstanders van duurzame energie nu benadrukken en het publiek er van overtuigen dat groene energie betrouwbaar is.